Uncategorized
ETZetc: de toegift
Omdat geluk niet vanzelfsprekend is, deze toegift. Voorgedragen vanuit mijn ziekenhuiskamer, zodat ik de ILFU en Boekhandel Van Piere toch nog mijn afspraak na kon komen. Ik wist toen nog niet dat mijn optreden daags voor een hersenoperatie zou plaatsvinden, dus dat zat er niet echt in.
Haal meer uit je ochtend. Ontdek Arla Skyr. (youtube.com)
Waarom in die YT-link de naam van Arla Sky zit weet ik ook niet, maar je komt meestal meteen bij het clipje uit. En er is minder verteerbaar voedsel dan Arla Sky.
ETZ etc. 20 (slot) Bestraling
Het is op een maandag dat ik voor de tweede keer ETZ Elisabeth verlaat. De kans dat ik hier ooit nog terugkom is gering. Althans op deze afdelingen. Tenzij ik iets anders van neurologische aard krijg. Maar ik vind het wel genoeg zo voor een mensenleven. En een derde operatie aan dit onderdeel zit er hoe dan ook niet meer in.
Het zal nu geheel van de bestralingen moeten komen.
De dagen hierna lijken inwisselbaar. Ik ga met een taxi naar het Verbeeten Instituut, word daar ongeveer één minuut bestraald en mag weer met de taxi naar huis, alwaar ik meestal vermoeid en met hoofdpijn op bed neerplof en een gat in de middag slaap.
Maar ik mag toch niet veel doen in deze toestand.
Deze periode maak ik nieuwe tijdelijke kennissen met taxichauffeurs en medepatiënten die ik, in de taxi of de wachtruimte, herhaaldelijk tref. De chauffeur die ik het meeste ontmoet blijkt echter geen prater. Nou ja. Het is ook wel eens rustgevend om eens niet die ouwe plaat over die maligne perifere zenuwschedetumor af te hoeven draaien.
De dertig bestralingen vliegen voorbij, de operatie-littekens barsten niet open en brandwonden of andere korstvorming ontstaan evenmin.
Ik sluit mijn laatste dag semi-feestelijk af door in de brasserie te gaan lunchen en uit de tweedehandsboekenkast een stapeltje boeken te kopen. Daar steun ik het Verbeeten Fonds mee. Maar het voelt ook wel hoopvol dat ik die boeken koop. Blijkbaar vertrouw ik erop dat ik ze ooit nog zal kunnen lezen.
Dat de bestralingen voorbij zijn lucht op, al heeft het ook iets van een vrije val. Want als de methode niet heeft aangeslagen, ben ik uitbehandeld. En dan kan ik mij weer eens gaan buigen over mijn euthanasieverklaring, die kort geleden nog achterhaald leek.
De volgende MRI-scan nadert. Maar ook die zal waarschijnlijk geen definitieve uitslag geven. De operatie en de bestralingscyclus zijn dan nog recent en dan is het niet altijd mogelijk om alle weefsels te onderscheiden. Maar vanwege die supercalifraglistic expialidocious-variant van mij is men er graag wat vroeger bij. Anders had ik drie maanden moeten wachten. Ook dat geeft enige rust.
Verder loop ik nergens op vooruit en leid ik mijn leven maar zo goed en leuk mogelijk binnen de marges die ik heb. Een vonnis dat nog niet geveld is, is ook niet aan de orde.
En levenslang heb ik toch wel, hoe lang ik ook nog leef. Een verhaal met een open einde. Maar ja, dat is een leven zonder kanker uiteindelijk ook.
ETZ etc. 19 Afbouw
Het staartje van mijn verblijf op ETZ Elisabeth slijt ik op de afdeling neurologie. Daarna zal het geen Groundhog Day in de Libra Leijparkvariant worden. Ik ga immers een bestralingstraject bij het Verbeeten Instituut tegemoet. Ik ben al tweemaal met de ambulance daar naar toe gebracht, voor een intakegesprek, het aanmeten van een masker en een pet-scan om te kijken of die zeldzame tumor niet toevallig een uitzaaiing van iets in de beenderen was. Die bonus blijft me bespaard.
Het gesprek met De Radioloog stemt niet tot wanhoop. Voor risico’s op brandwonden en infecties vreest hij niet erg. Voor vocht dat op gezond weefsel zal lekken evenmin. Kan theoretisch allemaal wel, maar die kans is toch echt gering. Ik zal wel dertig keer bestraald worden, maar andere hersengebieden zouden pas aangetast kunnen worden bij overschrijding van dit aantal.
Dat is dus niet aan de orde.
Hij klinkt geruststellend en vrij zeker van zijn zaak zonder valse hoop te geven. Dokter Bernhard zou het hem niet verbeterd hebben.
Op de neurologie-afdeling is mijn terugkomst mij via de verpleegsters-tamtam weer vooruit gesneld.
Op de avond dat ik binnengereden word is het nog stil, maar de volgende ochtend komt een verpleegkundige uit tijdperk 1 zich al aan mijn bed melden om te zeggen dat Lotte het nieuws over mijn terugkeer vernomen heeft en mij straks komt begroeten. ,,En ze heeft ook een paar speciale foto’s voor u.”
Dat belooft wat.
Even later maakt Lotte haar aangekondigde entree. De foto’s blijken van haar prikbord te zijn, waar ze de ansichtkaarten van Mijn Geliefde op heeft gehangen.
Ik ben weer helemaal thuis.
De rest van mijn nadagen zal Lotte mijn kamer echter niet aandoen. Ze is domweg net bij een andere galerij ingedeeld. We spreken elkaar nog tijdens mijn wandelingen over de gang, maar dat is meestal vluchtig. Past wel in de afbouwfase van mijn verblijf.
Ik ben ook wel aan mijn vertrek toe. Ik lig op een kamer met een hardhorende man die om die reden zelf hard roept (een typische hardhorendenkwaal) en een vrouw die een man heeft die zelf ook slecht hoort en dus even luidruchtig is. Daarnaast blijft deze man elke dag twee of drie uur plakken. En hij draagt een geruite pet die hij nooit afzet. Zelden heeft een geruite pet zoveel haat bij me opgewekt. Een enkele keer stelt hij zijn vrouw en andere aanhang voor om naar het restaurant beneden te gaan. Maar dat doen ze vervolgens nooit. Begin er dan ook niet over, al is het maar voor mij opdat ik geen valse hoop krijg.
Maar het is een goed teken dat ik me aan zulke dingen erger. Daar was kort geleden amper ruimte voor.
ETZ etc. 18 Hoofddoek
Maar niet alles is dus een replica van de vorige keer. Dat ik op een drie persoonskamer lig is bijvoorbeeld een nieuwe ervaring. In mijn eerste periode had ik constant de privacy van ‘n een persoons, maar de bedden zijn nu anders verdeeld. De eenpersoonsvertrekken blijken voorbehouden aan de zwaardere gevallen.
Op een avond hoor ik uit naburige vertrekken veel gekreun en gekerm.
Als ik het de volgende ochtend aan een dienstdoende verpleegkundige vraag verklaart ze: ,,Dat komt omdat het volle maan was. Daar reageren onze kwetsbare patiënten heftig op.”
Op mijn eigen kamer is het een komen en gaan van voornamelijk buurvrouwen. Sommigen zijn er maar voor een dag, sommigen wat langer. Typisch hoe vertrouwelijk je gesprekken met volstrekt vreemden kunnen zijn. Eigenlijk ook logisch, want je kunt gerust openhartig zijn tegen iemand die je nadien toch nooit meer terug ziet. Van de meesten weet ik de naam niet eens. Hoewel we allemaal nog onzeker van ons lot zijn, is de toon en de strekking van onze conversaties relativerend en berustend. Het heeft immers geen zin om je druk te maken over iets wat niet vaststaat.
In het verlengde hiervan is er een bijzonder voorval met de Turkse buurvrouw die ik ongeveer een week meemaak. Ons contact is goed, maar als zij op bed ligt, gelast ze de verpleging om het gordijn tussen onze bedden gedeeltelijk te sluiten. Zodat haar hoofd aan mijn gezicht onttrokken wordt. Als man mag ik haar immers niet zonder hoofddoek zien.
Maar als ze vervolgens naar de wc gaat, zie ik haar wel degelijk blootshoofds voorbijkomen.
Ik vraag haar of ze dat wel beseft.
,,Ja, maar anders moet ik steeds weer hoofddoek op, hoofddoek af…” Ze schiet nu in de lach en maakt een wegwerpgebaar. ,,Laat ook maar.”
In de context van deze kamer is zelfs religie relatief.
ETZ etc. 17 REMAKE
De Dexametason-kuur helpt slechts gedeeltelijk, wordt nog eens verlengd, ik blijf achteruitgaan en beland wederom via de spoedeisende hulp op een ziekenhuisbed. En ditmaal mag ik blijven, daar kan zelfs De Achterwacht niet meer omheen. Ik word naar een driepersoonskamer op de afdeling neurochirurgie gereden en mag daar mijn lot afwachten.
Terug op het ouwe nest dus. Ik krijg vrij snel te horen dat ik, voorafgaand aan de bestralingen, toch opnieuw geopereerd ga worden. Dit in verband met brandwonden of infecties die tijdens de bestralingen kunnen ontstaan. Indien nadien blijkt dat opereren tóch noodzakelijk is, kunnen die verwondingen lelijk in de weg zitten.
Dit krijg ik te horen tijdens het gesprek met De Chirurg, die even exact en wel afgewogen over de risico’s praat als vorige keer. Zo zijn er wel meer déjà vu-ervaringen.
Ik ontmoet weer dezelfde artsen, verpleegkundigen, afdelingsassistenten en voedingsassistenten die me als een oude bekende begroeten. Ik doe wederom dezelfde fysio- en ergotherapie-oefeningen, die na de operatie weer deels teniet zullen zijn gedaan, maar ook de klap zullen opvangen.
Ik mag opnieuw het snoeppapieren operatie-ondergoed aan.
Ik onderga voor de tweede maal exact dezelfde operatie op exact dezelfde plek. De Chirurg en ik begroeten elkaar geroutineerd. Ik word wederom voorgesteld aan de anesthesist en diens assistenten, ik herhaal nogmaals hun namen en krijg weer een kapje op. ,,Tot over twee minuten weer”, kan ik nog net uitbrengen. Ik krijg het gelach op de valreep mee.
Hierna ontwaak ik voor de tweede maal gevoelsmatig na twee minuten, beantwoord ik de bekende vragen, doe ik de groeten aan de assistenten van de anesthesist wier namen ik dan nog weet en krijg ik de traditionele twee waterijsjes.
Wat dan weer wel afwijkt van de vorige operatie: vorige keer hadden ze alles kunnen verwijderen, nu hebben ze noodgedwongen een tumordeeltje achter moeten laten, omdat ze niet verder konden schrapen. Bij kanker gaan goed en slecht nieuws wel vaker hand in hand.
Ik heb natuurlijk ook weer een drukverband om mijn hoofd en een katheter in mijn edele deel plus dat ik nog aan allerlei slangen en infusen vast zit, die me de komende dagen een voor een ontnomen zullen worden. Ik mijd wel een reprise van de noodgedwongen tweede, laat staan derde katheterisatie. De eerste keer dat ik op een speciaal aangeleverde rijdende wc-pot mag, pers ik met alles wat ik in me heb de eerste urinestraaltjes d’r uit. Daarna klettert het weer als vanouds. Al blijven de eerste twee keer pijnlijk; net alsof er met naalden in geprikt is. Wat nog altijd te prefereren valt boven het gevoel van een hengel met weerhaakjes.
Ik boek met lopen nogmaals snel vooruitgang, terwijl het met mijn arm nogmaals trager gaat.
Het is kortom alsof ik in korte tijd tweemaal in dezelfde film zit. Het lijkt sterk op de comedy Groundhog Day. En die gedachte levert mij ook weer een déjà vu-ervaring op. Die van de generatiekloof. Want tijdens mijn dagelijkse gesprekken met allerlei verpleegkundigen refereer ik voortdurend aan Groundhog Day. En dan kijken ze me aan met ogen alsof ze de Atlantische Oceaan zien branden. Uiteindelijk is er één jonge zuster die zegt: ,,Oh ja, Groundhog Day. Dat is een van de favoriete films van mijn vader.”
ETZ etc. 16 Zenuwschede
Terwijl de tumor een triomfantelijke rentree maakt, komt mijn contactpersoon van het Erasmus met breaking news. Ze heeft er als een pitbull aangehangen voor mij om wat vaart in de procedure te krijgen, maar men bleef weifelen omtrent het weefsel. Uiteindelijk is het UMCG Groningen –om het project nog interlokaler te maken- er bijgehaald en nu weten ze het echt zeker.
Het is behalve geen meningeoom en geen weke delen-sarcoom ook nog eens geen chondrosarcoom.
Het is een maligne perifere zenuwschedetumor. En ja, nóg zeldzamer. En ja, op de plek waar ie zit al helemaal uniek. Dit is geen collector’s item meer, dit is iets om op de kermis je kost mee te verdienen.
En het is minstens drie keer woordwaarde voor Scrabble.
Nooit geweten dat ik een zenuwschede had. Ik begrijp dat het te vergelijken is met het plastic omhulsel van een elektriciteitsdraadje. Dan zal een zenuwschedetransplantatie er niet in zitten.
Het wordt bestralen. Men is bij het Erasmus vrij optimistisch over het verloop en denkt dat alles wel weg gestraald kan worden. Dat moet nog maar blijken; de recidivetumor komt immers van microcellen die ergens diep verstopt in de snijranden zaten en die op een scan nu eenmaal niet waarneembaar zijn. Die kunnen soms na jaren ineens weer gaan groeien en bloeien. Bij mij deden ze dat blijkbaar vrijwel meteen na de operatie al.
Ik zal binnenkort een intakegesprek over het bestralingstraject krijgen.
Maar ondertussen blijft de recidivetumor vrolijk verder klieren. Mijn rechtervoet sleept als in het begin, maar nu begint mijn linker ook al. Zou ik nou in de andere helft ook al zo’n kreng hebben?
Het kan niet op. Als ik sta te douchen en wil bukken om de shampoofles te pakken, knal ik volkomen onnodig met m’n kop tegen een celwand aan. Als ik over straat loop zwalk ik zo naar rechts, dat ik rakelings langs de passerende fietsers ga. Bij het smeren van een boterham begin ik ineens met mijn bestek te smijten als de Zweedse kok uit de Muppetshow.
Ik maak een inventarisatie van alle klachten die ik heb (ik kom tot een stuk of vijftien), bel ETZ Elisabeth, lees de lijst voor en dien een verzoek in tot een vrijwillige opname. Omdat ik steeds meer begin te lijken op de patiënt die ik eerst was.
Er wordt overlegd met De Achterwacht. Die krijg je als patiënt nooit te horen of te zien, maar die gaat er wel over. Ik mag in elk geval naar de spoedeisende hulp. Dus daar gaan we weer met de hele achterban. Het wordt een lange avond met het hele scala aan testen inclusief een CT-scan. En vooral veel wachten.
Ik beland uiteindelijk op een bed en begin me al bijna op een opname te verheugen.
Een jonge neurochirurg in opleiding komt langs met de CT-scan. Er is Goddank nog geen echte tumorgroei waargenomen. En een tumor in de andere helft evenmin. De rechter- en linkerhelft van de hersenen zijn weliswaar officieel gescheiden, maar soms helt er wel eens iets naar de andere kant over, aldus de jonge arts. Hij vraagt mij om alle klachten nog eens voor te lezen. Hij geeft een doeltreffende analyse, legt uit hoe de klachten kunnen fluctueren. ,,De hersens zijn heel de dag keihard aan het werk om alles in goede banen te leiden en zo vechten ze ook tegen die tumor. Dus die drukt ook op verschillende plekken.” Omdat er ook weer vocht rond de tumor is ontstaan, krijg ik, als overbrugging voor de nabehandeling, een dexametason-shot plus vier tabletten voor de komende dagen. Daarna zal hij me bellen om de kuur te evalueren. Met een jolig ‘Dag hoor’ neemt hij afscheid.
Even later rijd ik met Mijn Moeder en Mijn Geliefde de parkeerplaats af. Het loopt tegen tienen.
We zien de nachtdienstploeg naar de achteringang lopen.
Je moet altijd twee keer kijken voordat je ze in vrije tijdskleding herkent, maar ik ontwaar in het groepje de verpleegkundige die mij tweemaal gekatheteriseerd heeft. Onwillekeurig zeg ik haar in gedachten: ,,Tot binnenkort.”
ETZ etc. 15 Alarmbellen
De tumor gaat op tournee, zo blijkt algauw. Bij het Erasmus komen ze tot de conclusie dat het toch geen weke delen-sarcoom is, maar een chondro-sarcoom. Die is nog zeldzamer en groeit vanuit het bot. En laat het Erasmus nou net niet in die variant gespecialiseerd zijn. Want daar gaat het LUMC in Leiden over. Ik ontvang in mijn patiëntendossier af en toe een brief van de specialistenvergadering van het Erasmus. Ze zitten daar blijkbaar rond de tafel met een stuk of zestien specialisten, inclusief een professor. En ze komen er maar niet uit.
Want er is geen relatie met het bot ontdekt, waarop besloten wordt om het naar de beendercommissie te sturen.
Dat is een van de weinige concrete zaken die ik uit zo’n brief af kan leiden. Voor de rest is het vooral vaktechnische abacadabra. Het googelen naar de betekenis is alleen maar vragen om misinterpretatie.
In de tussentijd ondervind ik onheilspellende voortekenen. Mijn motoriek leek op mijn ringvinger na hersteld, maar ik voel mijn vingers nu een voor een weer stijver worden. Verder blijft mijn hand steeds vaker haken. Ik bel met het Erasmus en alle alarmbellen gaan meteen af.
Een paar dagen later lig ik bij ETZ Elisabeth weer eens onder de MRI-scan.
Enkele dagen daarna zitten we alweer bij De Chirurg, die het resultaat laat zien. Duidelijk iets met kauwgom die er niet thuis hoort.
Wat ik vreesde is onontkoombaar: the bitch is back.
ETZ etc. 14 Erasmus
Terwijl ik gestaag uit het dal krabbel, is er altijd nog het raadsel van de tumor en de nabehandeling. Het sluimerde in het ziekenhuis al: de patholoog-anatoom aldaar kon het weefsel niet plaatsen. Het leek misschien wel een hersenvliestumor, maar er was iets dat te veel afweek. Het werd doorgestuurd naar het Erasmus. Er zou na twee weken een uitslag volgen. Of dat nu twee kalenderweken of veertien werkdagen betrof, werd er niet bij gezegd. Het werd algauw duidelijk dat we het nog ruimer moesten nemen.
Na drie weken ETZ en drie weken Leijpark weet ik nog altijd niets.
Uiteindelijk worden we ontboden op ETZ Elisabeth. De Assistent van De Chirurg, die tevens de operatie mede verricht heeft, staat Mijn Moeder, Mijn Geliefde en mij te woord.
Het Erasmus heeft geconstateerd dat het inderdaad geen hersenvliestumor ofwel een meningeoom is, maar een sarcoom. Een zeldzame weke delen-tumor. Die bij mij dan ook nog eens in het hoofd zit. Wat nog zeldzamer is. Bingo. Ik heb het ultieme collector’s item. De jackpot die niemand wil.
Ik zal daarom worden overgedragen naar het Erasmus, waar het sarcomencentrum gevestigd is.
De arts doet ons uitgeleide.
Dat wordt dus veel op en neer reizen naar Rotterdam. Of misschien wel een opname. Want het is nog maar de vraag of dat kreng wegblijft en welke nabehandeling noodzakelijk is. Ik loop er maar niet op vooruit.
Wanneer ik die avond mijn dagelijkse wandeling door de wijk maak, is het mooi voorjaarsweer. Ze zeggen wel eens dat een mens intenser en bewuster geniet van de natuur wanneer hij weet dat zijn einde nadert. Als ik in de Generaal Smutslaan even op een bankje plaatsneem, zie ik bij een naburige boom de late avondzon door de bladeren schijnen. Ik vind het sfeervol, maar raak er niet van in extase. Is dat een goed teken?
Maar even later rijdt lijn 1 voorbij. Bestemming ETZ Elisabeth. Ik voel een vreemd soort heimwee.
ETZ etc. 13 LIBRA
Het is meteen na het ontbijt Grote Opruiming op mijn kamer. Gelukkig is Mijn Geliefde erbij om mij te helpen met de verhuizing. Het merendeel van de bagage hebben we gelukkig al ingepakt gisteren. De immer goedlachse Gaby komt mij vrolijk buitenwerken met een stapel overdrachtspapieren die ik nog moet tekenen. ,,Ko, het was leuk om met je te kletsen over je werk en zo. Tot ziens, hè.”
Een andere verpleegkundige legt ons nog compact de route naar Libra uit. Zijn lichaamstaal duidt op haast en behoefte aan afronding.
Ik heb hier drie weken rondgehangen en er is duidelijk druk op de ketel. Genoeg gelachen met mij, ik moet in ieders hoofden plaatsmaken voor de volgende. Die hopelijk wat korter blijft.
Want drie weken is erg lang naar de huidige maatstaven. Ik zou eigenlijk fysiotherapie aan huis krijgen, maar omdat de wachtlijst daarvoor te lang was mag ik voltijds therapieën bij Libra. Zo behoor ik waarschijnlijk tot de weinigen voor wie een lange wachtlijst in het voordeel is.
Met Mijn Geliefde neem ik de lift naar beneden. We moeten bij Muziekids linksaf, een deur door en dan door een vrij kaal gangenstelsel, dat aanvoelt als een niemandsland.
Aan de ruimte waar we uiteindelijk moeten zijn, voelt alles onwennig. Het cultuurverschil met het vertrouwde ETZ Elisabeth is meteen tastbaar. Het is kaler, soberder, ietwat Spartaans ingericht. Een verpleegkundige komt mij attent tegemoet.
,,Heer De Laat, welkom.”
Ik word naar mijn kamer begeleid. Als mijn ETZ-verblijf een royale hotelkamer was, is dit een Stay Okay. Ik hoef ‘m niet te delen; dat is nog een relatieve meevaller.
Ik krijg een hele trits intakegesprekken. Mijn Geliefde blijft gelukkig lang bij me.
Maar ook zij moet na een paar uur verder. Het is stil hier. Ik ga eens in de deuropening staan en kijk over een lege gang uit. Soms komt er een verpleegkundige langs die vraagt of ze helpen kan. Mijn oneliner over contact met de buitenwereld wordt met schaapachtig gegrinnik begroet. De contacten met artsen en verplegend personeel blijken sowieso summier te zijn. Met de therapeuten iets meer, omdat je met hen samen aan iets werkt.
Ik vind vrij snel mijn draai in het ritme van therapie, rusten, therapie, rusten, eten enzovoorts.
In het weekend mag ik naar huis en ik loop steeds vaker over de gangen van ETZ Elisabeth, wat de dagen ietwat verlevendigt. Ik loop sowieso steeds langere afstanden en mijn hand wordt vinger voor vinger ook steeds gewilliger.
De ellende lijkt voorbij, ware het niet dat er op de achtergrond iets speelt dat zich langzaamaan naar voren dringt.
ETZ etc. 12 Afscheid
,,Wat zie ik nu?” roept Lotte verwonderd wanneer ze ’s ochtends in mijn deuropening verschijnt.
Gisterenavond ben ik ineens van neurochirurgie teruggeplaatst naar neurologie. Een laatste tussenhalte voordat ik naar het revalidatiecentrum zal gaan.
Diezelfde dag nog mag Lotte een cruciale taak verrichten: het verwijderen van de nietjes uit mijn hoofdhuid. Het zijn de laatste sporen van de operatie. Het drukverband was algauw verwijderd, omdat het binnen een paar dagen was omgekruld tot een omgekeerd keppeltje. Deze onbedoelde uiting van culturele toe-eigening werd vervangen door een paar grote witte pleisters. Daarna werden dan de nietjes zichtbaar. Ik wist wel dat ik ze had, maar stond er nooit echt bij stil.
Nu word ik weer wat minder patiënt bij elk nietje dat Lotte verwijdert. Ze doet dit onder toezicht van Anya, die ik ook nog van de vorige neurologieronde ken. Anya spreekt altijd in keurige, verzorgde volzinnen, zonder enige hapering. Mocht ze een keer per ongeluk in een zorgitem voor EenVandaag aan het woord komen, kan ze daags daarna als woordvoerder naar de hoogst biedende gemeente of andere instelling. Ik heb Anya tijdens mijn verblijf sporadisch ontmoet. Toch typisch hoe je bij al die verpleegkundigen, al spreek je ze maar een enkele keer, zulke karakteristieke dingen kunt ontwaren. Zou Anya in zichzelf de woordvoerder of diplomaat zien die ik meen te zien? Haar zorghart is blijkbaar groter.
Ik heb een aardig vakantiegevoel deze laatste dagen. De ergste mankementen zijn voorbij en ik kan me vrij bewegen. Vaak sta ik, wanneer het amper licht is, al in de deuropening, in afwachting van de medicijnkar of de ontbijtkar. Of überhaupt iemand om even een paar zinnen mee te wisselen.
Ik ben klaar voor de volgende stap, maar moet wachten tot er een plekje bij Libra Leijpark vrijkomt.
Dat kan elk moment zijn.
Ik vraag Mijn Geliefde of ze voor Lotte een paar exemplaren wil meenemen van het kinderpoëzietijdschrift waaraan ik meewerk. Mijn Geliefde voegt er zelf nog wat van haar ansichtkaarten aan toe. Als illustrator heeft zij een eigen lieflijke kaartencollectie, waarmee ze mijn hoekje feestelijk ingericht heeft. Ik heb al verschillende verpleegkundigen en ander zorgpersoneel dromerig naar de kaarten zien kijken. Mensen met een zorghart houden blijkbaar van zachte kunst.
Zo ook Lotte. Ze weet niet wat haar overkomt wanneer ik haar het afscheidscadeau overhandig.
,,Wat lief, zoiets heb ik nog nooit van iemand gehad!” roept ze uit.
Dat kan kloppen; patiënten of hun familie geven eerder taart of bonbons. Ze staat haast ontredderd met het geschenk in haar handen. Ze is zelfs zo de kluts kwijt dat ze even naast me op bed komt zitten. Ze zegt herhaaldelijk hoe lief en attent het wel niet is.
Uiteindelijk moeten we toch afronden. Lotte huppelt blij gemoed de kamer uit, met de boekjes als zuigelingen in haar armen. Zo verdwijnt mijn rode draad en steun en toeverlaat van de afgelopen drie weken uit mijn leven. Ze heeft weliswaar nog een paar uur dienst, maar ik heb geen reden om haar op te roepen. Bovendien val ik hierna vrij snel in slaap.
Als ik de volgende ochtend ontwaak, voelt dit tijdperk nog meer als voorbij. Maar dat is nog maar klein bier bij wat ik hierna voor mijn kiezen krijg.