Zomaar een ontmoeting (11)
Op de Korvelseweg raap ik een plastic Haribo-zakje op en gooi ik het in een nabije afvalbak.
Een vrouw met een wandelstok heeft dit gezien en steekt een duim op.
,,Die rotjong hier ammól…”
De vrouw houdt halt en steekt van wal. Ze trilt erg, het lijkt of ze continu nee schudt. Het lijkt ook of haar wandelstok elk moment kan uitglijden.
,,Ut is hier zo’n rotzooi vôort…Ik heb lang ergens anders gewoond en toen ik hier terugkwam…”
,,Waar hebt u gewoond?”
,,In Middelburg. Daor ben ik naor toegeaon in in 2098…nee, 1998 en daar heb ik gewoond tot in 2008. En toen kwam ik hier terug…ik kende ut nie mir trug…”
Het nee schudden lijkt nu meer dan enkel iets fysieks. Haar dictie is opmerkelijk. Een Mary Dresselhuys-achtige intonatie, maar dan minder geaffecteerd en vermengd met flarden Tilburgs, die door de Zeeuwse jaren heen behouden zijn gebleven.
,,Ut is hier vôort net New York. Zoveel rotzooi op straat en de mensen…agressief…verbaal…en in het verkeer ook…”
Ze kijkt even naar het voorbij zoevende verkeer. Het valt mee op dit tijdstip. Voor haar waarschijnlijk niet.
,,En ik woon wel mooi nou, op Koningsvoorde…en ik kan nou ook nie mir trug, hè…”
Ze oogt niet als iemand die de leeftijd voor Koningsvoorde heeft, maar haar trillende lichaam spreekt boekdelen.
,,Nou, ik ga nou maar eens naar ‘t Kruidvat. Paracetamol halen. As ik da bij de apotheek bestel, moeten ze ut kome brenge. Dès ammól veuls te duur, hè.”
Na een bedankje voor mijn luisterend oor vervolgt ze haar beverige weg. Als ik haar nog even nakijk, lijkt de stoep mee te deinen en haar wandelstok te buigen als een rietstengel.