Tilburgse V&D-mémoires
>Tussen de talloze V&D-mémoires die ik dezer dagen hoor bovenkomen mis ik nog de V&D als hangplek.
Het Tilburgse filiaal krijgt deze status ergens in de jaren tachtig. Met name op koopavond hangen er veel jongeren rond bij de ingang van dit gebouw. Door het winkelend publiek wordt het als nogal bedreigend ervaren.Ik ben dan rond de zestien en vind dat persoonlijk wel meevallen. Enkele leden van de V&D-groepering behoren namelijk tot mijn kennissenkring, zodat ik zo nu en dan op visite kom wanneer de hanggroepjongeren op donderdagavond hun spreekuur houden.
Want veel meer dan een spreekuur is het niet. Er wordt weliswaar af en toe wat gebreakdanced of tegen een leeg colablikje aangetrapt, maar er wordt bovenal ontiegelijk slap geouwehoerd. En daar is niets bedreigends aan. Afstompend is het des te meer.Kenmerkend is deze mij altijd bijgebleven dialoog tussen twee V&D-hangers, die in zijn stompzinnigheid eigenlijk weer briljant is:
“Wanneer gifde gij men onderhaand ‘s dieje 12-inch van Run D.M.C. trug?”
“Ksèèm kwèèt.”
“Zèède gij ‘m kwèèt?”
“Jao, ‘ksèèm kwèèt.”
“Dè gij ‘m naa toch kwèèt zèèt, zèg!”
“Jè, ik snap ‘t ok nie, mar ‘k zèè’m toch ècht kwèèt.”
Een derde portiekhanger wendt zich tijdens deze conversatie tot mij en zegt: “Daor worde nie mèèlig van, hee, van dè ‘Ksèè’m kwèèt’, daor worde nie mèèlig van. Hij zee niks as ‘Ksèèm kwèèt. Daor worde nie mèèlig van!”Dankzij hun onvoorwaardelijk geloof in De Kracht Van De Herhaling kunnen zij ieder gesprek tot in het oneindige rekken. Sluitingstijd halen ze dan ook makkelijk met hun gekeuvel. En zelden wordt daarbij de ingang verlaten, al gaan er soms een paar naar binnen om op de sportafdeling de nieuwe trainingspakken te gaan bekijken.
“Ik denk da’k unnen XL vat.”
“Gij unnen XL? Daor verzöpte gij in, man, schraolen bats!”
De trainingspakken blijken echter altijd te duur te zijn. Teleurgesteld keren ze dan weer terug bij hun pleisterplaats bij de ingang, waar de kringgesprekken weer hervat worden.
“Hoe lang hèdde gij naa verkering?”
“Twee jaor, vier maonde, drie weeke en un paor daoge.”
“A1 twee jaor, vier maonde, drie weeke en un paor daoge?”
“Jè, ik wies irst ok nie’ dè we al twee jaor, vier maonde, drie weeke en un paor daoge verkering hadde, mar zij zee dus dè we twee jaor vier maonde drie weeke en un paor daoge…”
Eén keer ben ik erbij als een portiekhanger ineens uit de comfortzone lijkt te willen.
“Gaode efkes mee naor de Kiwi?” vraagt hij mij.
Ik heb geen idee waar hij het over heeft, maar het klinkt avontuurlijk genoeg om in te stemmen.
Zwijgend lopen we door de Heuvelstraat, op weg naar de mysterieuze Kiwi.
Ik loop achter mijn gids aan Shopcenter binnen. We komen uit bij een broodjeszaak met een Indonesische jongen achter de toonbank.
Mijn mede-avonturier groet hem met een hartelijk: “Heeee, Kiwi!”
“Hé, Jeroen. Wè wilde hebbe?”
“Un broojke ham-kèès.”
“En moet ik dè gooie of zôo in oew bakkes douwe?”
“Nèè, Kiwi, gewôon netjes op un servetje!”
Na het afrekenen lopen we Shopcenter weer uit.
“Dès laache man, meej dieje Kiwi!”
Op zulke momenten voel ik me nog meer buitenstaander dan ik toch al ben. Het blijft dan ook bij incidentele bezoekjes aan het hangkwartier.
Eén keer krijg ik de kans om wat meer status te verwerven in de hanggroep bij V&D.
Dat is als ik de portiekhangers voor de verandering eens op een zaterdagmiddag tref. Een van de jongens die ik nog van de basisschool ken wenkt mij en vraagt me of ik nog ’n goeie bak ken. Die weet ik wel.
“Weten jullie wat AIDS betekent?”
Krakende hersens alom. Nee, zeg het maar.
“Het komt uit het Duits. Arz Infection Durch Schweinerei.”
Korte stilte, de eerste vallende kwartjes, dan een langzaam aanzwellend gehinnik dat ontaardt in een hysterische lachorgie.
,,Dès unne goeie, man”, snikt een jongen nog na als ze eenmaal van de hilariteit bekomen zijn. ,,Kunde gij nie is wè vaoker langskome?”
Ik doe net of ik dat verzoek niet hoor en sindsdien loop ik met de wijdst mogelijke boog om de hangjongeren bij V&D heen.